Inspirational content

“We leven in de meest fascinerende tijden ooit” - Interview met Peter Hinssen voor het Mercedes Me Magazine - 1/2018

Met je vinger over een glasplaat ‘swipen’: 10 jaar geleden nog sciencefiction, nu de normaalste zaak van de wereld.

Met je vinger over een glasplaat ‘swipen’: 10 jaar geleden nog sciencefiction, nu de normaalste zaak van de wereld.

Hij geeft lezingen over de hele wereld, is kind aan huis in Silicon Valley en zijn vierde boek is net uit. Peter Hinssen is een internationaal gerenommeerd technologieondernemer, veelgevraagd keynote speaker, docent, auteur van onder andere The Day After Tomorrow en oprichter van innovatiebedrijf nexxworks. Hij beschikt over een uniek helikopterzicht als het gaat over innovatieve strategieën, de groeiende macht van netwerkplatformen en de impact van technologie op onze toekomstige maatschappij. Aan hem dus de vraag: wat brengt ‘the day after tomorrow’?

U bent nu 20 jaar actief in de technologiewereld. De laatste jaren reist u de wereld rond om keynote speeches te geven en inspireert u bedrijven met de nexxworks tours, bootcamps en het innovatieplatform nexxology. Wat maakt uw toekomstvisie onderscheidend?

Ik ben een technoloog van opleiding en heb met plezier 15 jaar lang technologiebedrijven opgestart. In die periode was technologie eerder een nichemarkt, noem het gerust ‘nerdtalk voor de nerds’. Ondertussen is het echter mainstream geworden. Zelfs in die mate dat blockchaintechnologie nu een onderwerp is op nieuwjaarsrecepties. Maar mijn technologische bagage heeft me wel tot hier gebracht. Ik ging heel vaak met technologen naar Silicon Valley, destijds het mekka van nieuwe technologie. Af en toe werkte dit frustrerend, omdat we veel interessante ontwikkelingen zagen, maar er werd op het terrein niet veel mee gedaan. Nu reizen we met bedrijven en ondernemers en maken we samen de vertaalslag naar een actieplan. Dat doelgericht realiseren, daar haal ik ongelooflijk veel voldoening uit.

U legt een sterke focus op innovatie en technologie en wijdde aan dit fenomeen uw vorige boek Digitaal is het nieuwe normaal. U noemt technologie zelfs de vierde industriële revolutie. Welke impact zal die ontwikkeling op onze maatschappij hebben?

Er zijn enorm veel opportuniteiten: we kunnen echt revolutionair anders denken over gevestigde waarden zoals onderwijs, gezondheidszorg enz. Vroeger was technologie een eenvoudig recept: Intel ontwikkelde chips en plaatste die in een Compaq. Nu spreidt het zich uit over heel veel verschillende sectoren. Neem nu de gezondheidszorg. De manier waarop we vandaag met ons lichaam omgaan is eigenlijk middeleeuws te noemen: we gaan naar de dokter voor een algemene diagnose en we krijgen een algemeen pilletje voorgeschreven dat in de meeste gevallen niet 100% efficiënt is. Dat vind ik ronduit absurd. Waar we de volgende tien, twintig jaar naartoe evolueren is een gepersonaliseerde gezondheidszorg op basis van data, analyses en sensoren. De diagnose zal een unieke oplossing zijn op maat van ieders DNA, lichaam en levensstijl. Men zal later naar de huidige manier van gezondheidszorg terugblikken en deze in de categorie van ‘aderlatingen’ plaatsen. We zitten echt nog maar aan het begin… De ene sector na de andere begint de nieuwe mogelijkheden te ontdekken.

Dat is de positieve kant van de medaille, maar hebben consumenten hier echt enkel voordeel bij?

Wel, de keerzijde van deze medaille is dat technologie op maatschappelijk vlak een hele verschuiving teweegbrengt. Zo is automatisering – de vierde industriële revolutie – op zich fantastisch, maar er zijn wellicht minder arbeidsplaatsen nodig om hetzelfde resultaat te bereiken. Iedereen die vandaag met informatie omgaat, bijvoorbeeld in een bank of een sociaal secretariaat, wordt bedreigd door algoritmen die dezelfde job efficiënter uitvoeren. We hebben te maken met een dualiteit: de utopie kan de wereld enorm verbeteren, maar de dystopie is dat we ons afvragen: wat zullen de gevolgen zijn? Als technoloog vind ik dit erg boeiend, maar als ik een socioloog was, zou ik dit gevaarlijk vinden. Ik ben echter een optimist van nature. Driehonderd jaar geleden beleefden we de sociale revolutie, honderdvijftig jaar geleden de industriële revolutie, die voor onze huidige welvaart gezorgd heeft. Begin van de negentiende eeuw was 80% van onze bevolking nog tewerkgesteld in de landbouw, honderd jaar later is dat minder dan 12%. Ik acht de mensheid veerkrachtig genoeg om te overleven, maar we zullen ons wel moeten aanpassen. Een ander nadeel is dat technologie, zoals een smartphone, extreem verslavend werkt en ons afhankelijk maakt. Er zijn evenveel donkere kantjes als lichtpuntjes.

We leven in een van de meest spannende tijden, die even impactvol is als de Franse of de Industriële revolutie. Is het besef van deze revolutionaire verandering al bij iedereen doorgedrongen?

Als je de mensen iets verder laat kijken wel. Sociale media zijn hiervan een prachtig voorbeeld. Ze zijn op heel korte tijd ingeburgerd en sterk gelaagd. De iets oudere generatie gebruikt massaal Facebook, de achttienjarigen communiceren via Messenger, veertien-jarigen gebruiken Snapchat en elfjarigen vermaken zich met musical.ly. Die generatie jongeren heeft echter een mathematische zekerheid om honderd jaar te worden, wat betekent dat ze tijdens hun leven nog negentig jaar technologische verandering kunnen verwachten. En in de eerste tien jaar hebben ze echter al een revolutie gezien… Tien jaar geleden was met je vinger over een glasplaat ‘swipen’ of met iedereen in de wereld in contact staan nog sciencefiction; vandaag vinden we dat de normaalste zaak van de wereld.

In uw laatste keynote speech spreekt u uitgebreid over ‘de nieuwe generatie’, die anders werkt en digitaal denkt. Kijken we tegen een generatieconflict aan? 

Nee ik denk dat het gewoon doorschuift. Jongeren trekken de oudere generatie mee in het digitale bad. In de meeste gezinnen in ons land zijn het de tieners die de computer, printers en smartphones installeren voor de oudere generatie. De snelheid waarmee technologie en innovatie gelanceerd worden is exponentieel.

U noemt het de ‘tsunami van de verandering’. Hoe kunnen we met dat fenomeen omgaan?

Consumenten zitten meestal in the driver’s seat. Zij pikken het snelst trends op – vaak sneller dan bedrijven, wat een risico inhoudt. Je raakt als consument namelijk heel snel vertrouwd met nieuwe ontwikkelingen. We zijn gewend dat de Facebook-homepage er om de twee minuten anders uitziet, maar vervolgens kijken we naar het bedrijfsintranet en daar staat al zes weken hetzelfde artikel… Consumenten verwachten om constant gevoed te worden met relevante informatie. Een traditioneel bedrijf benadert zijn consumenten veel minder gepersonaliseerd. Een groot bedrijf heeft nu eenmaal tijd nodig om van koers te veranderen. Maar we zien de tsunami van de vernieuwing langzaam opschuiven: tien jaar geleden kregen de media en de muziekindustrie zware klappen. Deze sectoren moesten hun businessmodel heruitvinden.

Vandaag kijken we tegen de opkomst van e-commerce aan. De volgende bui komt wellicht op de bancaire sector af. Dankzij nieuwe Europese wetgeving is het voor digitale bedrijven mogelijk een app te ontwikkelen die over verschillende banken heen, alle rekeningen en betalingen op één platform centraliseert. Dat is tot op heden ongezien. De meeste sectoren hebben nu wel begrepen dat ze moeten evolueren om niet uit te sterven. Ik verwacht niet dat ze volledig van de kaart worden gevaagd; ze zullen zich aanpassen aan de nieuwe situatie. Neem de muziekindustrie, waar Apple Music en Spotify nu heer en meester zijn. Die sector heeft zich aangepast aan haar nieuwe realiteit. Ik zie geen afname van creativiteit in de muziekindustrie, wel integendeel. Het gaat veeleer om een herverdeling van middelen en opbrengsten.

De automobielsector zit, na een trage evolutie de afgelopen 100 jaar, in een stroomversnelling. Het gaat nu plots héél erg hard.

De automobielsector zit, na een trage evolutie de afgelopen 100 jaar, in een stroomversnelling. Het gaat nu plots héél erg hard.

U acht innovatie cruciaal voor bedrijven om in de toekomst te overleven. Bestaat hiervoor een winnende strategie?

Kijk naar de automobielsector; die is de laatste vijf jaar fenomenaal veranderd. Na honderd jaar trage evolutie is de sector in een stroomversnelling beland en nu gaat het plots héél erg hard. Het verwondert me vaak dat directies van grote bedrijven niet over meer sensoren beschikken die dat soort ‘tsunami-alerts’ kunnen geven.

Mercedes-Benz kiest resoluut de weg van innovatie en technologie. Hoe ziet die mobiliteitstoekomst er volgens u uit?

We staan voor ingrijpende veranderingen, maar niet alle bestaande infrastructuur wordt overboord gegooid. Er zullen altijd omstandigheden zijn waar CASE (nvdr: Connected, Autonomous, Shared & Electrical) niet de gewenste oplossing is. De traditionele levenscyclus van een wagen – van concept, design, planning, executie, productie enz. – kan de snel veranderende markt nog amper volgen. Het probleem is nog groter in de luchtvaartindustrie: bij de start van de productie is het bestelde technologie nog ‘state of the art’, maar de productiecyclus is zo lang dat bij de eerste vlucht van een nieuw vliegtuig de technologie al hopeloos verouderd aanvoelt. Connectivity wordt dus steeds belangrijker omdat technologie zo snel vernieuwt. Het zelfrijdende voertuig is een werk van lange adem en zal een enorme maatschappelijke impact hebben. En nog eerder op de professionele dan op de particuliere markt. Want laten we eerlijk zijn: zoals vrachtwagenchauffeurs vandaag moeten werken, dat is bijna mentale foltering. We laten hen urenlang dezelfde handelingen doen … terwijl er al zoveel technologische mogelijkheden ontwikkeld zijn, die bovendien veel veiliger zijn. Er is een gigantisch potentieel. We gaan de volgende twintig jaar een enorme overgangsperiode tegemoet, maar in het begin zullen zeer weinig wagens autonoom rijden.

Is de elektrische aandrijving volgens u dé oplossing?

Het lijkt me een kwestie van tijd. Het vervangen van een volledig wagenpark duurt nu eenmaal lang. De gemiddelde consument vervangt elke acht jaar zijn wagen… Nog interessanter zijn de gedragsveranderingen. Zo maakt mijn dochter van negentien geen enkele aanstalten om haar rijbewijs te halen. Binnenkort is dat ook overbodig. Zodra de zelfrijdende wagen een feit is, evolueren we naar mobility as a service, waar we een wagen bestellen als een afhaalgerecht. De nieuwe generatie vindt autobezit minder belangrijk dan flexibiliteit en ecologie. Op het punt waar technologie en gedrag elkaar kruisen ontstaan er immense maatschappelijke veranderingen. Zo ook in het openbaar vervoer. Hoe vaak zien we niet ’s avonds een enorme bus quasi leeg rondrijden? Dat is achterhaald. De veranderingen zullen intens zijn, maar niet al het bestaande wordt overboord gegooid. Er zullen altijd mensen zijn die zelf rijden erg plezierig vinden of situaties waar elektrisch rijden niet de juiste oplossing biedt. Daarnaast is niet iedereen gebaat met de slimste wagen, soms is een ‘domme’ wagen ook voldoende. Wat vaststaat, is dat we een versplinterd landschap krijgen.

“Disruptie” is een term voor bedrijven die traditionele markten op een mum van tijd op zijn kop zetten, zoals WhatsApp, Airbnb, Facebook, … Hoe kunnen die bedrijven zo snel groeien en succesvol worden?

Het is de combinatie van twee zaken. Vaak hebben ze een hele duidelijke focus en ze maken gebruik van netwerkeffecten. Neem nu Facebook. Het is zodanig ingeburgerd, hoewel het pas in 2004 is opgestart. In het begin zoek je je vrienden, daarna volgt een sneeuwbaleffect. Een deel van het succes is mond-tot-mondreclame. Het grote nadeel voor deze bedrijven is dat ze vaak heel sterk op één specifiek domein groeien. Drieënnegentig procent van de inkomsten van Facebook komen uit mobiele advertenties. Google hangt voor bijna 90% van zijn inkomsten af van advertenties op zoekwoorden. Zodra een nieuwe speler de markt betreedt die het anders of beter doet, kunnen ze ook heel snel en diep vallen. Dat effect bevordert het ontstaan van zogenaamde category kings, volgens het principe ‘the winner takes it all’. Google heeft 97% marktaandeel in Europa, ik weet niet eens wie de tweede is… Monopolies zijn een pervers gevolg van de platformeconomie.

Op wereldwijd niveau lijken de nieuwe grote technologiebedrijven allemaal uit te zijn op consolidatie. Vindt u dat deze digitale reuzen de markt verstoren of vormen ze een opportuniteit?

Schermafbeelding 2018-05-29 om 05.24.36.png

Vandaag maken we de opkomst mee van twee hele grote ecosystemen: Silicon Valley en de Chinese technologiescene. Het is jammer dat wij in Europa tot op vandaag geen passend antwoord kunnen bieden op deze giganten. Waarom hebben we geen Europese Facebook of Google gebouwd? Het illustreert pijnlijk dat, wanneer je als regio te laat komt, je kans op succes verkeken is. De nood aan Europese innovatie is gigantisch. De macht en kennis is nu erg gecentraliseerd, met als grootste voorbeelden het Amerikaanse Amazon en het Chinese Alibaba. Europa heeft deze veldslag verloren. Er blijven opportuniteiten voor de vervolgstappen. Wat komt hierna? Het onderwijs of onze industrie, bijvoorbeeld. We moeten daar nu 300% op inzetten of we missen de volgende trein.

Machine learning en artificiële intelligentie zijn the next big thing. U zegt dat de levenscyclus van de menselijke intelligentie zijn einde nadert en dat supercomputers de menselijke intelligentie in sneltempo zullen voorbijsteken. Schuilt hier een gevaar in?

Dat is paradoxaal: het kan utopisch of dystopisch zijn voor onze maatschappij. Artificiële intelligentie beschikt over een enorm potentieel om zaken te bouwen waarvan de mensheid het einde nog niet kan inschatten. Veel wetenschappers vinden dit spannend. Ik vergelijk het met het Manhattan-project: die groep wetenschappers wist dat atoomenergie een massavernietigingswapen kon zijn, maar de uitdaging was te boeiend om het niet te doen.

Kunnen we die parallel doortrekken naar vandaag? 

Volgens mij wel. Wetenschappers hebben gewaarschuwd voor de gevaren van artificiële intelligentie als het in de handen van één persoon zou vallen. Momenteel wordt tussen de Verenigde Staten en China een enorme wapenwedloop rond artificiële intelligentie gevoerd. De mogelijkheden om iets oncontroleerbaars te bouwen – vroeger pure sciencefiction – wordt nu wel realiteit. We zullen dus maatschappelijke en ethische discussies moeten aangaan.

Anderzijds nemen de mogelijkheden om in de gezondheidszorg een betere diagnose te stellen enorm toe. In tegenstelling tot een menselijke dokter kan een computer dagelijks alle wetenschappelijke ontwikkelingen op de voet volgen. Vandaag zou je bij een doktersbezoek raar opkijken als een robot een second opinion afleverde; in de toekomst zou het wel eens andersom kunnen zijn.We moeten de rol van de mens totaal heruitvinden. “Artificiële intelligentie zou wel eens onze laatste uitvinding kunnen zijn”, zegt Stephen Hawking. Het is een domein waarin wetenschap en sciencefiction naadloos in elkaar overvloeien. En onze maatschappij staat veel te weinig stil bij de mogelijke gevolgen.

Dit roept toch gigantische ethische vraagtekens op?

Absoluut. Het boeiende aan deze discussie is dat er ook een psychologische component is. Het Massachusetts Institute of Technology onderzocht welke jobs de volgende vijfentwintig jaar het meest bedreigd worden door artificiële intelligentie. Zo is accountant een job die totaal zal veranderen, want algoritmen werken veel sneller en efficiënter dan de mens. Daarentegen zal het beroep van chirurg niet zo snel verdwijnen. Hoewel robots efficiënter opereren dan mensen, is uit onderzoek gebleken dat we ons lot liever toch aan mensen toevertrouwen. Dat is puur psychologisch. Maar het ethische aspect van deze evolutie is braakliggend terrein. Misschien is filosofie wel de studierichting van de toekomst om dit vraagstuk op te lossen? (lacht)

Tekst: Raf Hectors voor Mercedes Me Magazine - 1/2018